Mijn Adrenaline Top 10

Een zon-zee-strandvakantie is aan mij niet besteed. Zon vind ik heerlijk en de zee bij tijd en wijle ook, maar het ontbeert me aan zitvlees om maar gewoon wat op het strand of aan het zwembad te liggen. Er is zoveel te ontdekken, te zien en te doen! Dus loop ik op reis de zolen onder mijn schoenen vandaan, huur ik meestal ook wel een paar dagen een fiets en als het even kan, doe ik iets wat ik thuis niet kan of zou doen. Een echte adrenalinejunkie wil ik mezelf niet noemen. Een slechte knie, gepaard met een ietwat gebrekkige motoriek (of in elk geval weinig optimale oog-handcoördinatie) plus het feit dat ik mijn beperkingen en voorkeuren aardig ken, betekent dat ik bijvoorbeeld niet te porren ben voor winterse adrenalinekicks. Iets met snelheid en hoogte in de tropen daarentegen zijn voldoende om me uit mijn comfortzone te halen. Kijk maar naar mijn persoonlijke Top 10.

  1. Ziplinen in Laos
    Een van de allerleukste dingen die ik ooit heb gedaan is de Gibbon Experience in Noord-Laos.
    Twee of drie dagen lang (afhankelijk waar je zelf voor kiest) bivakkeer je in het grensgebied met Thailand. In plaats van dat je je met de benenwagen verplaatst, gaat dit goeddeels via ziplines van een paar honderd meter lengte. En zo zoef je op enorme hoogte door de jungle met de boomtoppen doorgaans onder je. Ik weet dat je in klimbossen en – parken ook kunt ziplinen, maar geloof me, dat is kinderspel vergeleken bij Gibbon Experience. De eerste zipline is best eng, maar het gevoel van vrijheid is zo overweldigend, dat je al snel nog een keer wilt. En nog een keer. En nog een keer. Ik was oprecht verdrietig dat mijn jungletour er op zat, want het ziplinen was ik nog lang niet beu.

  2. Paragliden in Nepal
    Waar ik de Gibbon Experience thuis al had geboekt, liep ik in Nepal totaal onverwachts tegen de mogelijkheid aan om Pokhara vanaf boven te bekijken. Samen met een ervaren paraglider kun je relatief goedkoop een duosprong maken. Toen ik daar van hoorde, was ik vrij snel ‘om’. Helemaal omdat ik een top-paraglider als begeleider had (op advies van een vriendin) wiens instructies gelukkig erg duidelijk waren. ‘When I say run, you run. When I say stop, you stop and don’t forget to enjoy.’ Nu wil het geval dat ik net iets langer dan anderhalve meter ben en mijn instructeur zeker 1.85 meter. Dat meerennen was dus al snel onbegonnen zaak, simpelweg omdat mijn benen de grond niet meer raakten. Dat was voor mij het moment om maar gewoon te gaan genieten. En genieten was het. De omgeving van Pokhara – uitvalsbasis voor het bekende Annapurnacircuit – is sowieso prachtig, maar van bovenaf is het echt betoverend.
  3. Vulkaanboarden in Nicaragua
    Toen ik met een eenvoudig plankje en een beschermende – bepaald niet charmante – overall op mijn rug de vulkaan Cerro Negro net buiten Léon in Nicaragua opliep, had ik in eerste instantie niet zo door hoe hoog we zouden gaan. En dan nog, omhoog is voor mij normaal geen enkel punt. Hoe hoger, hoe beter. Totdat ik bovenaan de zwarte vulkaan stond en de gids naar beneden wees. Daar gaan we heen. Ik keek naar beneden, zag niets dan diepte, keek eens naar dat simpele plankje dat ik net op mijn rug naar boven had gesjouwd en begon heel even te twijfelen. Wie had bedacht dat dit een goed idee was? Waarom wilde ik dit eigenlijk? Was ik wel goed bij mijn hoofd? Want zo simpel is het. Je gaat zitten op je plankje en de snelheid waarmee je naar beneden gaat is afhankelijk van hoe diep je je hakken in het ‘zand’ zet. Je kunt de snelheid met je voeten bepalen. Dit was een gevalletje ‘diep ademhalen, verstand op nul en gáán’. Maar ook een gevalletje ‘is het nu al voorbij?!’. Ik was beneden voor ik er erg in had, maar had me gelukkig wel kostelijk vermaakt.

  4. Duiken op de Filipijnen
    Hoewel veel mensen weleens hebben gedoken, moest ik er oprecht jarenlang moed voor verzamelen. Waar hoogte en snelheid een vanzelfsprekende aantrekkingskracht op me uitoefenen heeft water dat minder. Ik ben nu eenmaal geen geboren zwemkampioen. Dat ontzag voor het water is denk ik de reden dat ik vorig jaar pas voor het eerst heb gedoken.
    Ik was op de Filipijnen en had van iedereen gehoord dat dit een duikparadijs was. Die kans wilde ik niet laten glippen. Dus trok ik op het eiland Bohol de stoute schoenen, of liever gezegd de flippers aan en ging met een ervaren duikinstructeur aanvankelijk alleen maar het water en later toch echt de diepte in. Maar voor ik zover was, had ik best een aantal keren naar adem gehapt en vond ik het alom aanwezige water op zijn zachtst gezegd indrukwekkend. Een beetje claustrofobisch zelfs. Op dat moment besefte ik hoe belangrijk het is dat je instructeur en jij elkaar begrijpen. En dat je moet durven toegeven wanneer het niet oké voelt. Maar net als bij het vulkaanboarden was ik uiteindelijk maar wat blij dat ik toch weer een drempel overgegaan ben. Want hoe bijzonder is het om te midden van een school sardines te zwemmen. Of om Nemo en Dory in het echt te zien?
  5. Op het randje van Victoria Falls in Zambia
    Victoria Falls op de grens van Zambia en Zimbabwe zijn simpelweg indrukwekkend. Nadat ik eerder al eens het geluk had gehad om de watervallen van Iguazu tussen Argentinie en Brazilie van dichtbij te kunnen zien, kreeg ik aan de Zambiaanse kant van deze watervallen de mogelijkheid om wel heel erg up close and personal te worden met Vic Falls. Je kunt er in het droge seizoen op sommige stukken namelijk echt dicht langs de rand van de waterval lopen, terwijl je op echt centimeters afstand het water met een daverende kracht naar beneden hoort kletteren. Ook bestaat de mogelijkheid om een duik te nemen in Devil’s Pool, een soort zwembad aan de rand van de watervallen. Klinkt gevaarlijk, maar staat onder strenge supervisie. Het is al een poosje geleden dat ik bij Victoria Falls was en vraag me inmiddels af of wat ik heb gedaan wel legaal was. Spannend was het zeker wel. Dat vond ook mijn gids geloof ik, die me toch even stevig bij mijn arm pakte toen ik ook naar zijn zin net iets te dicht bij de rand een foto wilde maken.
  6. Kamperen in de Okavanga Delta (Botswana)
    Laat ik eerlijk zijn, ik ben geen groot fan van kamperen. Misschien is het omdat het me niet met de paplepel is ingegoten, maar ik zie niet echt de lol in van slapen in een tent op een camping met honderden anderen, met wie je toevallig ook het sanitair moet delen. Toch ben ik gaan kamperen in de Okavanga Delta in Botswana. En laat daar nu helemaal geen sanitair zijn.Het werd pas echt spannend toen de gids het internationale reisgezelschap op het hart drukte om liever ’s nachts niet naar de wc – lees: gat in de grond – te gaan. En als je dan echt moest, zeker niet alleen, want je weet maar nooit welk dier je tegen komt. Tsja, daar lig je dan in je tentje, wetende dat er op korte afstand bijvoorbeeld olifanten zijn, terwijl je ondertussen de nijlpaarden hoort brullen. Vanuit de eenvoudige houten bootjes waarmee we ons overdag verplaatsten, konden we soms akelig dicht bij de nijlpaarden komen. Mooi voor de foto, denk je dan, terwijl je tegelijkertijd maar moet hopen dat je bootsman weet wat ‘ie doet. En ondertussen niet vergeten te genieten natuurlijk.
  7. Insecten eten in Thailand
    Mijn eerste verre reis ging – zoals dat voor velen geldt – naar Thailand. Destijds had ik nog niet de moed om alleen of ongeorganiseerd op pad te gaan, dus ik koos voor een groepsreis. Heel veel kan ik me er eerlijk gezegd niet van herinneren. Ergens staat me bij dat ik veel tijd in de bus heb doorgebracht. Wat ik nog wel weet is dat ik op die reis voor het eerst krekels heb gegeten. Dat vond ik toen reuze spannend. Vraag me niet waarom ik het deed, misschien was het pure nieuwsgierigheid. Achteraf gezien was het een makkie en heb ik veel vreemdere dieren gegeten (slang, krokodil en ja, op bezoek in China ook hond, ik geef het toe). Het beestje was gefrituurd en proefde in de verste verte niet dierlijk, maar eerder naar een knapperig chippie. Toch heb ik voor die eerste hap even tot drie moeten tellen en vervolgens diep adem gehaald voor ik er klaar voor was.
  8. Oog in oog met een walvishaai in Indonesië
    fotobron: roofdieren.info

    Snorkelen is doorgaans pure ontspanning. Je zet een masker op, trekt flippers aan en zonder al te veel moeite krijg je een inkijkje in de onderwaterwereld. Dat was ook het idee toen ik in Indonesië op een dag meeging op een snorkelexcursie. Leuk om de middag mee door te komen. Toch? Dat was het ook, absoluut, maar het werd nog veel gaver toen we opeens oog in oog stonden – lagen, zwommen? – met een walvishaai. Eerst ontstond er wat paniek in het water, omdat enkele van de Chinezen die bij ons in de boot zaten, bleven hangen op het woordje shark. Even voor de duidelijkheid: de walvishaai is weliswaar een kolossaal beest van zeker een meter of acht lang en een slordige 15 ton schoon aan de haak, maar vormt voor de mens niet echt een gevaar. Niet zoals de witte haai die zo nu en dan wel degelijk iemand aanvalt. Maar goed, woord shark was voldoende om bij enkelen lichte paniek te veroorzaken. Bij mij was vooral sprake van een euforisch gevoel. Een walvishaai. Wat een onverwacht cadeau! Het is een bedreigde diersoort – volgens Wikipedia zijn er wereldwijd nog maar 1000 geregistreerde exemplaren – en in de vijftien jaar dat mijn gids snorkel- en duikexcursies begeleidde, was dit pas de tweede keer dat hij een walvishaai in het wild was tegengekomen. En ik was er bij. Ook al had ik er zelf weinig moeite voor gedaan: dat gaf een kick.

  9. Hiken in de duisternis van Peru
    Normaal gesproken is hiken vooral een kwestie van doen. De ene voet voor de andere en dan kom je vanzelf verder. Met een beetje mazzel is het traject net niet te zwaar, zodat ik onderweg ook nog een beetje kan genieten van het landschap en wat ik verder onderweg zie.  Zo niet de allerlaatste etappe van mijn meerdaagse hike door de Colca Canyon in Peru. In het holst van de nacht vertrokken we vanuit het dal, om – eenmaal boven aangekomen – de zon te kunnen zien opkomen over de canyon en vervolgens condors te aanschouwen. Als ik me goed herinner vertrokken we om 2.00 uur ’s nachts en was het aardedonker. Zonder besef van afstand en tijd zette ik de ene voet voor de andere. Zocht ik bij het beperkte licht van mijn hoofdlampje mijn weg naar boven. Het was zwaar, het was afzien, het was iets wat ik nog nooit eerder had gedaan, maar eenmaal boven bleken bloed, zweet en tranen het allemaal waard geweest. Er zijn weinig momenten waarop ik me zo intens gelukkig heb gevoeld na een fysieke inspanning.
  10. Voor het eerst alleen backpacken. Op naar Myanmar!
    Van een heel andere orde, maar wat zeker ook ‘kicken’ was – en nog steeds is: in mijn eentje op pad gaan naar een voor mij nog onbekende bestemming ergens op deze aardbol. Toegegeven, het is een beetje ontstaan door omstandigheden, maar ik kan me inmiddels bijna niet meer voorstellen dat ik het ooit anders zou willen. Niet dat ik nooit meer met iemand anders zou willen reizen, maar ik zou vooral niet nooit meer alleen willen reizen. Begrijp je me nog?

    Thanakagezicht

    Jarenlang heb ik met een maatje de wereld rondgetrokken, zonder me af te vragen of ik het alleen ook leuk zou kunnen hebben. Tot ik op een goede dag voor de keuze stond. Of alleen gaan of niet. Dat laatste leek me geen optie, want waarom zou ik mezelf onnodig beperken? Dus ik boekte een ticket naar Yangon, de grootste stad van Myanmar en dacht ‘wat we met zijn tweeën konden, kan ik ook alleen’. Dat had ik goed gedacht. Waar ik alleen nog nooit bij had stilgestaan was hoe veel gemakkelijker je alleen contact legt. Omdat je er zelf voor open staat, maar ook omdat mensen iemand die alleen is gemakkelijker benaderen dan wanneer je de helft van twee bent. Natuurlijk is het soms een uitdaging, af en toe gewoon niet leuk. Daar schreef ik eerder deze blog over. Maar ik heb nog nooit spijt gehad dat ik alleen op pad ben gegaan. Het is een verrijking van mijn leven gebleken. Al blijft het iedere keer weer spannend. Die sprong in het diepe, de stap naar het onbekende, maar dat is nu juist de kick.


Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.