Een stip op de wereldkaart. Net een fractie groter dan Nederland. Hoewel Bhutan ingeklemd ligt tussen de Aziatische grootmachten India en China, laat het zich geenszins overschaduwen door een van beide. Het is eerder het eigenwijze broertje dat hoog in de Himalaya zijn eigen pad kiest. Bhutan is boven alles Boeddhistisch tot in de diepste vezel, maar ook een land waar de cultuurhistorie op alle mogelijke manieren levend wordt gehouden, straathonden de stad ’s nachts wakker houden, een maaltijd niet compleet is als er geen chilipepers met kaassaus op tafel staan en een staat die zichzelf afficheert als het Koninkrijk van het Geluk.
Een bezoek aan het enige land ter wereld met het Bruto Nationaal Geluk vergt niet alleen de nodige voorbereidingen, maar ook een goed gevulde portemonnee. De Bhutanese overheid heeft geen limiet gesteld voor het aantal toeristen dat het land binnenkomt, maar menigeen zal schrikken vanwege de hoge kosten en eisen die ze stelt. Op de bonnefooi gaan is geen optie. Alleen toeristen die vooraf hebben geboekt bij een reisorganisatie uit Bhutan zijn welkom. Mits ze bereid zijn 250 USD per persoon per dag te betalen. Daar staat weliswaar vervoer, overnachtingen, maaltijden, entreekaartjes, gids en chauffeur tegenover, maar het bedrag is en blijft even slikken. Het is een all-inclusive vakantie voor een exclusieve groep. Op deze manier weet Bhutan op uiterst effectieve wijze massatoerisme te voorkomen.
Goed, een bezoek aan het land van het geluk mag dus wat kosten, maar is het dat geld ook waard?

Nog voor aankomst is Bhutan anders dan andere bestemmingen. Paro, de enige internationale luchthaven van het land – 1 gate, 1 landingsbaan, 1 vliegmaatschappij – is berucht. Sterker nog, het door de Himalayatoppen omringde vliegveld staat bekend als het gevaarlijkste ter wereld. In 2009 hadden slechts acht (!) piloten toestemming om op dit vliegveld te landen. Eenmaal veilig met beide benen op de grond heten de Bhutanese Willem-Alexander en Maxima vanaf een levensgroot billboard alle passagiers welkom. Het is de eerste, maar zeker niet de laatste keer dat het koninklijk paar de mensen toelacht.
Hoewel Bhutan uitstekende trekkingsmogelijkheden heeft – denk aan Snowman, naar het schijnt de zwaarste trekking die er bestaat – oogt het merendeel van de toeristen bij aankomst op het vliegveld als welgestelde vijftigplussers die een paar dagen authentieke Bhutanese cultuur komen opsnuiven. Sommigen komen alleen om Tigers’s Nest (Taktshang Goemba) te zien, maar veelal worden ook de hoofdstad Thimpu en zijn voorganger Punakha in het (standaard-)programma opgenomen.
Thimpu ligt op zo’n 70 kilometer westwaarts van Paro, een klein uur rijden over de beste weg die het land rijk is. Onderweg trekken de traditionele uitbundig gedecoreerde Bhutanese woningen en gebouwen de aandacht. Net als met zoveel andere aspecten in de samenleving heeft ook hier de overheid een flinke vinger in de pap. Traditioneel ontwerp is verplicht. Hoogbouw daarentegen is strikt verboden.
De hoofdstad is met naar schatting 100.000 inwoners de grootste stad van het land, maar naar westerse maatstaven oogt het meer als een dorp. Veel jongens en mannen lopen in de traditionele gho en meisjes en vrouwen dragen de kira. Gemotoriseerd verkeer is aanwezig, in de spits schijnt er zelfs weleens een opstopping te zijn,maar daar is alles wel mee gezegd. Niet voor niets dat Thimpu een van de weinige, of misschien zelfs de enige hoofdstad ter wereld is zonder verkeerslicht. Ooit had de stad er overigens wel een, maar de inwoners vonden zo’n installatie maar onpersoonlijk. Dus was het al snel ‘dag verkeerslicht, hallo verkeersagent’. Laatstgenoemde is een toeristische attractie op zich geworden. Met elegante armgebaren regelt hij het verkeer, terwijl de auto’s en motoren soepel om hem heen bewegen. Het geheel oogt als een dans zonder muziek.

De dzong van Thimpu is, zoals het de hoofstad betaamt, de grootste en belangrijkste van het land, maar qua ligging en architectuur zeker niet de mooiste. Evenwel is deze dzong – een wonderlijke combinatie van een overheidsgebouw en klooster – een bezoek waard. Op werkdagen kan dat overigens pas nadat de werkdag van de ambtenaren erop zit. Een groot deel van het jaar betekent dit dat het een bliksembezoek wordt tezamen met alle andere toeristen die in de hoofdstad aanwezig zijn. Iedereen probeert na 18.00 uur zo snel mogelijk binnen te zijn, opdat het nog mogelijk is foto’s te maken voordat de zon onder is.
De dzong. Elke districthoofdstad heeft er een. Een bezoek aan Bhutan is dan ook niet compleet zonder minimaal een dzong te hebben gezien. In het ene deel zetelt het districtsbestuur, soms ook de rechtbank, terwijl het andere deel het religieuze hart van de regio vormt. De tempel is toegankelijk voor publiek – schoenen uit! – maar binnen foto’s maken is uit den boze.
De fraaiste dzong van het land staat in de voormalige hoofdstad Punakha, precies op het punt waar twee rivieren samenkomen. Hoewel Punakha in de jaren vijftig de titel hoofdstad heeft verloren aan Thimpu is de dzong tot op de dag van vandaag een van de belangrijkste van het land. Niet voor niets dat de vierde en de vijfde koning in deze dzong zijn gekroond en het nog steeds dienst doet als het winterverblijf voor de vorst.

De pakweg drie uur durende rit van Thimpu naar Punakha is allesbehalve saai. De weg klimt aanvankelijk van de 2350 meter hoogte waarop Thimpu ligt naar Dochu La op 3140 meter. Op heldere dagen zijn vanaf dit punt de besneeuwde Himalayapieken adembenemend mooi, maar ook bij minder weer is Dochu La een korte stop waard. Ter herinnering aan de korte gewapende strijd in 2003 tussen het Bhutanese leger en militanten uit Assam (India) heeft Koningin Moeder twee jaar later op deze plek 108 stupa’s laten plaatsen. Voorbij Dochu La gaat de weg bergafwaarts (letterlijk en figuurlijk) en wordt het landschap allengs groener. Punakha ligt op slechts 1250 meter hoogte, waardoor het veelal een stuk warmer is dan in de rest van het land.
Typisch Bhutan is boogschieten. Het is de nationale sport, uitsluitend voor mannen. Wedstrijden en toernooien worden op elke willekeurige dag gehouden, dus met een beetje geluk is het mogelijk onderweg dit bijzondere schouwspel mee te beleven. Net als elders in Bhutan staat het hier bol van tradities en rituelen, maar ook onderlinge concurrentie en prestigestrijd zijn niet van de lucht.

Het hoogtepunt van een bezoek aan Bhutan is voor menigeen Tiger’s Nest Monastery, ofwel Taktshang Goempa. Het kloostercomplex staat op de top van een klif, ongeveer 900 meter hoger dan de Paro Vallei en is alleen te voet te bereiken. Wie maar kort in het land is, krijgt op deze manier toch enigszins een idee van een trekking in de Bhutanese bergen. Het pad omhoog begint een paar kilometer buiten Paro. Het klooster is van veraf al te zien en na dik een uur klimmen lijkt de bestemming bereikt. Helaas, schijn bedriegt: het klooster ligt aan de andere kant van een ravijn. Om dat te kunnen passeren gaat het pad eerst steil naar beneden om aan de andere kant van de loopbrug weer als venijnige kuitenbijter omhoog te leiden. Meermaals doemt tijdens het klimmen de vraag op wie ooit heeft kunnen bedenken dat dit een mooie plek voor een klooster zou zijn en vooral hoe het vervolgens gebouwd heeft kunnen worden. Gelukkig is niet alleen het klooster, maar ook het uitzicht de inspanningen meer dan waard.

In Bhutan is er geen ontkomen aan. ‘Happiness’ is overal. Een erfenis van Jigme Singye Wangchuk, de vierde koning en vader van de huidige vorst Jigme Khesar Namgyel Wangchuk. Hij stelde het Bruto Nationaal Geluk (BNG) in als tegengeluid voor het wereldwijd gebruikte Bruto Nationaal Product. In deze unieke maatstaf draait het niet om economisch kapitaal, maar om graadmeters als welzijn, gezondheid, cultureel erfgoed en ecologische diversiteit. Het is echter niet zo dat alle Bhutanezen voortdurend een glimlach op hun gezicht hebben. Zelfs in Bhutan is niet iedereen altijd gelukkig, al wil de overheid de toerist graag anders doen geloven. Het waarderen van niet-economische factoren is prijzenswaardig, maar zonder basale zaken als een inkomen of stromend water is het leven gewoon zwaar. Wat het Bhutan in elk geval wel heeft opgeleverd is een ijzersterk marketinginstrument. Welk ander land kan zichzelf immers aanprijzen als het Koninkrijk van het Geluk?
Terug naar de hamvraag. Is een bezoek aan Bhutan het geld waard? Een eenvoudige vraag, waarop het antwoord niet zo gemakkelijk te geven is. Het is maar net wat de verwachtingen vooraf zijn. Maar een ding is zeker. Bhutan is een bijzonder land. En dat is het.