Ik geloof dat ik last heb van een gevalletje travitude. Op Google wordt dit gedefinieerd als: When you start to get grumpy and sassy because you miss travelling, ofwel dat je wat chagrijnig wordt omdat je het reizen mist. Yup, that´s me op dit moment.
Terwijl ik herstel van mijn tweede knie-operatie dit jaar, probeer ik mezelf voor te houden dat het een stuk prettiger is om thuis te zijn met een stukke knie dan op reis. Geloof me, ik kan het weten. Inmiddels weet ik niet beter dan dat de knie mijn zwakke plek is. Ook, of misschien wel juist op reis. Maar ja, wat doe je eraan? Thuis blijven zitten is geen optie. En er gaat wel vaker iets mis onderweg. Ik kan me zo een incident of vijf herinneren.
Twee keer ben ik in het buitenland door mijn knie gegaan. De eerste keer was in China, toen ik van een niet al te hoog muurtje sprong. De andere keer was in Bangkok, waar ik bij het uitstappen uit de tuktuk een ongelukkige beweging maakte. Het is vervelend, absoluut. In mijn geval betekent het dat mijn knie binnen de kortste keren dik en stijf is. Wandelen wordt strompelen, staan is ongemakkelijk, zitten eigenlijk ook en liggen gaat ook maar in beperkte mate. Zie dan maar eens een rit in de nachtbus dwars door Thailand door te komen. Of met backpack en al een gammel bootje op te stappen. En toch deed ik het. Langzaam, behoedzaam en vooral door heel wat meer h

elpende handen te accepteren dan ik gewoon ben. Laat onverlet dat mijn knie in beide gevallen mijn plannen in het roet gooide. Geheel tegen mijn gewoonte in bleef ik bijvoorbeeld een volle week in Luang Prabang (Laos), terwijl ik de stad eigenlijk na een dag of twee, drie wel gezien had. Ook moest ik vanuit het midden van het land terug vliegen naar het noorden, omdat ik mijn zinnen ondanks mijn knie nog steeds had gezet op een zipline-avontuur. Alleen kon dat nu niet aan het begin van mijn verblijf in Laos, maar werd het de invulling van mijn laatste paar dagen in dit land. Gevolg is dat ik minder van Laos heb kunnen zien dan ik eigenlijk wilde. Is dat erg? Mwoh. Wat ik wel heb gezien en gedaan was fantastisch. Bovendien ben ik van het nuchtere soort. Als het niet gaat, dan gaat het niet. Dat heb je maar te accepteren.
Waar iedereen om me heen altijd ontzettend in de rats zit om mijn veiligheid als ik bijvoorbeeld in Latijns-Amerika ben, is de enige keer dat mijn portemonnee gerold werd, ‘gewoon’ in Spanje gebeurd. In toeristisch Sevilla. Een aantal jaren later is in Nicaragua ook nog eens mijn telefoon gestolen. Ook dat was onhandig, maar zonder mijn portemonnee en vooral de inhoud ervan was ronduit een probleem geweest als ik niet toevallig met mijn zus op pad was geweest. Nu kon zij me in ieder geval wat geld voorschieten. In beide gevallen heb ik de moeite genomen om bij de plaatselijke politie aangifte te doen en de diefstal via mijn reisverzekering te kunnen claimen. Hoewel het bepaald geen pretje is om te worden bestolen, kon ik het ook wel weer van de positieve kant bekijken. Ik was alleen maar spullen kwijt, met mezelf was niets aan de hand. En het is ook wel een interessante ervaring om in steenkolen Spaans bij de plaatselijke politie aangifte te doen. Vooral omdat ik bijna was vergeten hoe het geluid van een ouderwetse typemachine klinkt 🙂 Misschien had ik beter op mijn spullen moeten letten en had ik zo de diefstallen kunnen voorkomen. Wie weet. Al denk ik dat het een ieder een keer (of twee) kan gebeuren. Waar ook ter wereld.
Een mogelijk nadeel van alleen reizen is dat je alles zelf moet uitzoeken. Dat is ook een groot voordeel, maar, zo ondervond ik in Taiwan, het kan ook riskant zijn. Ten minste, wel als je alles tegelijk probeert te doen. Of misschien ben ik gewoon wat onhandig. Oké, dus ik had een fiets gehuurd. In het zuiden van Taiwan wilde ik gewoon wat op mijn dooie akkertje verkennen, onder meer een van de grootste boeddhistische tempels van het land en het strand waar filmmaker Ang Lee scènes van Life of Pi had opgenomen. Het eerste deel was langs een drukke (auto-) weg. Niets pittoresks aan. Na een kilometer of tien ‘immer gerade aus’ was er een mogelijkheid om linksaf richting een dorp te gaan. Aangezien ik slechts een globale papieren kaart had meegekregen van de fietsverhuurder, wilde ik op een van de apps op mijn telefoon kijken waar ik was. En of ik linksaf moest slaan. Natuurlijk had ik even moeten stoppen om op mijn gemak de digitale kaart te bestuderen, maar om de een of andere reden deed ik dat niet. Big mistake! Voor ik het wist lag ik met mijn snuit op het asfalt. Het beschermende glas van mijn telefoon lag aan diggelen (maar wonderbaarlijk genoeg is mijn telefoon er nagenoeg ongeschonden uitgekomen) mijn benen sloegen al snel bont en blauw uit (au!) en mijn gezicht vertoonde een lelijke schaafplek. Oh en niet te vergeten: mijn ego had ook een flinke buts opgelopen. Maar goed, de fiets had de val goed doorstaan. Nadat ik even de tijd had genomen om bij te komen, ben ik weer opgestapt om mijn tocht te vervolgen. Misschien iets minder enthousiast dan bij vertrek en ik denk stiekem ook dat ik het rondje onbewust wat heb ingekort, maar het was evengoed de moeite waard. En die blauwe plekken en schaafwonden? Daar heb ik nog wel een paar dagen flink last van gehad, maar ook dat ging voorbij. Een valpartij als deze heeft me wel weer bevestigd in mijn terughoudendheid om in het buitenland een scooter of motor te huren. Een ongeluk zit in een klein hoekje, maar kan, zeker in landen waar je als westerling automatisch wordt gezien als rijk, ingrijpende gevolgen hebben.

Ik heb geen antipathie jegens hen, maar ik ben zeker geen groot dierenliefhebber. Thuis niet, maar in het buitenland zeker niet. Zelden heb ik de neiging om een dieren spontaan te aaien of van dichterbij te willen zien. Zeker als het om bijvoorbeeld een moederaap en haar jongen gaat, hou ik afstand. Dat geldt ook voor honden en straathonden in het bijzonder. Toch hield ik op een dag, wandelend in de koffiezone van Colombia te weinig afstand. Terwijl ik langs een boerderij liep, begonnen twee honden vervaarlijk te blaffen. Ze lagen aan de ketting, maar dat weerhield ze er niet van dreigend op ons af te komen. De een was wat agressiever dan de andere, dus die hield ik vooral die ene in de gaten. En voor ik het wist had de andere me in mijn kuit gebeten. Gelukkig had ik een lange broek aan, waardoor de beet enigszins gedempt werd, maar schrikken was het wel. Vooral toen ik bij terugkomst in mijn kamer zag dat de hond toch door mijn broek had gebeten. Ik verbleef op dat moment op een koffieplantage, ver weg van de bewoonde wereld. Moest ik op zoek naar een ziekenhuis? Ik wist het echt even niet. Gelukkig had een van mijn tijdelijke reisgenoten een medische achtergrond. Zij bekeek mijn wond, desinfecteerde deze en liet me weten op welke symptomen ik alert moest zijn. De volgende dag vond ze de wond er nog steeds ‘mooi’ uitzien, waarna ik min of meer gerustgesteld mijn reis vervolgde. Wel ben ik sindsdien nog meer dan eerst op mijn hoede voor dieren.

Iedereen die naar India gaat is gewaarschuwd voor de beruchte Delhi-belly. Maar sinds mijn verblijf in El Nido op Palawan (Filipijnen) weet ik dat ook daar veel reizigers worden getroffen door voedselvergiftiging. Tot de Filipijnen was ik iemand die niet overmatig bezorgd was over het eten en de plaatselijke hygiëne. Natuurlijk was ik wel voorzichtig, maar was er per ongeluk een ijsklontje in mijn drinken beland dan dronk ik het gewoon op. Het zou toch wel een beetje meevallen? Dat ging jarenlang goed, tot ik in El Nido kwam. Nu weet ik dat dit een beruchte plek is wat betreft voedselvergiftiging. Daar had ik alleen geen idee van (naïef, ik geef het toe) toen ik daar zelf was. Zoals elke toerist die naar het mooiste eiland ter wereld gaat (twee keer kreeg Palawan deze titel) wilde ik mee op een tour over het water langs de vele bezienswaardigheden. Een fantastische dag was het, Palawan smaakte naar meer. Voor de dagen erna stond een motorrit met een nieuwe reisvriendin op het programma en ik wilde ook nog een paar dagen duiken. Niets van dit alles. Tijdens een avond uit met mijn nieuwe reismaatje werd ik in het restaurant opeens bevangen door een algeheel gevoel van lamlendigheid en misselijkheid. Ik besloot vroeg mijn bed op te zoeken. Een nachtje slapen en ik zou weer als herboren zijn. Niet dus. Een dag in bed, werden er twee, drie en vier, tot de dag aanbrak dat ik eerst zes uur in een busje over gammele wegen terug moest naar het vliegveld om in Manilla te komen. De volgende dag zou ik vanuit de hoofdstad terug naar huis vliegen. Een even aanlokkelijk als afschrikwekkend vooruitzicht. Ik wilde niets liever dan thuis zijn. Aan de andere kat duurt een vlucht van Azië naar Europa sowieso al lang, maar helemaal als, hoe zal ik het zeggen, alle sluizen open staan… lang leve diarreeremmers zal ik maar zeggen.
Wanneer je vliegt met ruimbagage loop je altijd het risico dat je backpack of koffer toch niet in hetzelfde toestel belandt als jij. Dat is me in de loop der jaren een aantal keren keren overkomen, met verschillende maatschappijen en van en naar uiteenlopende landen. Als ik op Schiphol vergeefs bij de band sta te wachten op mijn spullen vind ik dat jammer, maar oké. Tot op heden is mijn bagage altijd keurig thuis bezorgd, of het nu was achtergebleven in Thailand, China, Malta of waar dan ook. Vervelender is het als je aankomt op een voor jou onbekende bestemming en je spullen zijn niet meegekomen. In de Verenigde Staten bleek het relatief gemakkelijk op te lossen. Alle belangrijke spullen en papieren zaten in mijn handbagage, dus ik kon gewoon een auto huren. En met die auto kon ik de volgende dag gemakkelijk langs het vliegveld rijden om mijn backpack achterin te gooien en te beginnen aan de geplande roadtrip.
Een mini-vakantie met vrienden naar Estland werd de eerste drie dagen echter nogal overheerst door de ontbrekende bagage. Of eigenlijk vooral de onzekerheid wanneer de tassen en koffers zouden komen. Dat duurde uiteindelijk langer dan ons lief was. Dat was nog niet alles. Toen we op die derde dag ’s avonds laat eindelijk een auto zagen stoppen voor ons huurappartement, vonden we het opvallend dat de taxichauffeur een van onze tassen vasthield alsof het besmet was met het een of ander. Toen de bagage eenmaal in het appartement stond, begrepen we waarom. Het was plotsklaps alsof we in de visafslag stonden. Een van onze tassen, plus inhoud, riekte om onverklaarbare redenen opeens naar vis. Was de tas beland op een voorraad gekoelde vis? Geen idee. Prettig was het op dat moment niet, maar achteraf wel een grappig verhaal.
Moraal van dit stuk: niet alles gaat altijd goed. Of je nu op reis bent of thuis. Je kunt dan bij de pakken gaan neerzitten of je maakt er het beste van. En bedenk vooral dat zelfs je ergste dag maar 24 uur telt…gewoon een kwestie van vallen, opstaan en weer doorgaan.